Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·jaar·con·tract
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halfjaarcontract halfjaarcontracten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het halfjaarcontracto

  1. (economie) afspraak die geldt voor een halfjaar; (arbeids)contract geldig voor een halfjaar
     De nieuwe piloten worden gestationeerd in Barcelona of een van de andere Europese bases van de maatschappij. Ze moeten wel Spaans spreken. Ook moeten ze de training voor het besturen van Vuelingtoestellen à 25.000 euro zelf betalen. Daarna kunnen ze een halfjaarcontract krijgen.[1]
     Waarom gebeurt dit zoveel? De meeste dieven zeggen dat ze geld nodig hebben. "Dat vloeit waarschijnlijk dus nog voort uit de recessiejaren", zegt Franken. Volgens de onderzoekers is het wel logisch dat jonge medewerkers vaker hun werkgever benadelen. We zijn minder loyaal aan onze baas: "Ze hebben een halfjaarcontract. Waarschijnlijk wordt dat nog twee keer verlengd en daarna weten ze dat ze niet mogen blijven. Dus waarom loyaal zijn aan het bedrijf?"[2]
     Vierhonderd mensen bleven over. Zij gingen aan de slag bij verschillende tuinderijen in het Westland en werkten een maand op proef, met behoud van uitkering. Uiteindelijk kregen slechts elf van hen na hun proeftijd van een maand een halfjaarcontract aangeboden. Slechts vijf Rotterdammers van de 24 die werden geplaatst heeft nu een vast contract.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vueling zoekt 200 piloten” (Vrijdag 11 september 2015, 17:11), NOS
  2.   Weblink bron
    Helen Verkaik
    “Geen contract? Dan maar een laptop” (Woensdag 18 februari 2015, 10:40), NOS
  3.   Weblink bron “'Westland heeft werk!'” (Zaterdag 18 augustus 2012, 18:35), NOS