hadt
- Geluid: hadt (hulp, bestand)
- IPA: / hɑt / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /hɑt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /hɑt/
- hadt
vervoeging van |
---|
hebben |
hadt
- gij-vorm verleden tijd van hebben
- Gij hadt.
- Gij hadt gelijk.
- ▸ En wat baat het slingervuisten,
hadt gij nog zoo zware knuisten,
stondt gij nog zoo hooge en sterk ...[1]
- Het woord 'hadt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Dichtwerken”, 3e druk (1949; gedicht: 1890?), Veen, Amsterdam, p. 794