• ha·dji
enkelvoud meervoud
naamwoord hadji hadji's
verkleinwoord hadjietje hadjietjes

de hadjim

  1. (religie) (islam) moslim die gedurende de bedevaartsmaand Mekka bezoekt of ooit een pelgrimstocht naar Mekka heeft afgelegd
     Hadji, zo mogen de moslims zich noemen die in Mekka zijn geweest.[3]
     De islamistische hadji’s kanaliseerden het sluimerende verzet tegen de blanken.[4]
  • hadzji (variant in de officiële spelling tot 2006)
50 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[5]