Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·kap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haarkapper haarkappers
verkleinwoord haarkappertje haarkappertjes

Zelfstandig naamwoord

de haarkapperm

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be