haar af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- haar af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afharen |
haar (…) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afharen
- Ik haar af.
- gebiedende wijs van afharen
- Haar af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afharen
- Haar je af?
Gangbaarheid
- Het woord 'haar af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.