gyve
- gy·ve
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gyve |
gyver |
gjøv gøyv |
gjøvet gyvd |
Klasse 2 sterk |
gyve
- gyve løs på noe
een zaak met grote ijver aanpakken / losspringen, losstormen
- «Og etter litt tid gyver den løs på byttet.»
- En na een tijdje stuift hij los op de prooi.
- «Og etter litt tid gyver den løs på byttet.»
- gyve løs på noen / gyve løs på en / gyve på en
op iemand afgaan / iemand aanvallen
- støvet, sanden, snøen gyver
stof, zand, sneeuw stuift
- gy·ve
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gyve |
gyv (bijvorm) gyver |
gauv |
gove govi |
Klasse 2 sterk |
gyve
- gyve laus på nokon / gyve på nokon
op iemand afgaan / iemand aanvallen
- støvet, sanden, snøen gyv
stof, zand, sneeuw stuift