guano
- gua·no
- Leenwoord uit het Spaans of Quechua, in de betekenis van ‘mest van zeevogels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | guano | - |
verkleinwoord | - | - |
de guano m
- gedroogde mest van zeevogels, die op onbewoonde eilanden en klippen in de loop der eeuwen is opgehoopt
- Het woord guano staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "guano" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "guano" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ guano op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be