grosseren
Niet te verwarren met: grossieren |
- gros·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grosseren |
grosseerde |
gegrosseerd |
zwak -d | volledig |
grosseren [1]
- overgankelijk overschrijven of in hanteerbare vorm overbrengen
- Het woord grosseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grosseren" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be