Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gros·sant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grossant grossanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de grossantm

  1. iemand die grosseert (afschriften maakt), een afschriftmaker of klerk bij bijv. notaris of overheid

Gangbaarheid