Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grof·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grofte groften
groftes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groftev

  1. de mate waarin iets dik, zwaar, of fijn is
  2. verdeling van korrels of schuurpapier of tanden van een zaag
  3. ruwheid van taalgebruik
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen