Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·lei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsleiding groepsleidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groepsleidingv

  1. (elektrotechniek) een elektriciteitskabel die een bepaalde groep van stroom voorziet
  2. mensen die aan een groep leiding geven
     Er is gesproken met personeel en andere betrokkenen en er is naar directe en indirecte signalen geluisterd, zegt justitie. Op basis daarvan is besloten dat er als extra hulpmiddel een lijst komt waarop de mentale gesteldheid van de jongeren wordt bijgehouden. Zo kan de groepsleiding bepalen of het veilig en verantwoord is iemand te laten deelnemen aan onderwijs, te laten koken of een stageplek te geven.[2]
     Vorig jaar kon het Pieter Baan Centrum bij 60 procent van de weigeraars toch een rapport maken met informatie over psychiatrische symptomen. Sinds april is er in de kliniek zelfs een speciale afdeling voor weigeraars, die daar nog minder mogelijkheden hebben om zich aan het zicht van de groepsleiding te onttrekken.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Verbod op gebruik messen in jeugdgevangenissen na steekincidenten” (Maandag 2 mei 2022, 15:44), NOS
  3.   Weblink bron “Tbs: hoe zit het nu?” (Vrijdag 13 oktober 2017, 18:15), NOS