• groen·wer·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord groenwerker groenwerkers
verkleinwoord

de groenwerkerm

  1. (beroep) iemand die bij de plantsoenendienst van een gemeente werkt
     Een groenwerker van de gemeente Houten heeft per ongeluk alle gras en planten gemaaid bij een watertje in het dorp. Hij had niet in de gaten dat daar afgelopen jaar een 'vlinderidylle' was aangelegd.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ambtenaar maakt korte metten met vlinderidylle” (Maandag 18 september 2017, 17:18), NOS