Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·prog·no·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeiprognose groeiprognoses
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groeiprognosev

  1. voorspelling van de toename van de economische activiteit
    • De beleidsmakers van de Fed verhoogden vorige week hun groeiprognose voor de Amerikaanse economie in 2014 naar 3 tot 3,5 procent en verlaagden de raming voor de werkloosheid naar 6,5 procent van de beroepsbevolking. [1] 
    • De centrale bank van Maleisië verlaagde vorige maand de groeiprognose voor dit jaar van 5 procent naar 4,5 procent. Het land telt 30,1 miljoen inwoners en heeft een laag werkloosheidspercentage van 3,1 procent. [2] 
    • De regering verlaagt ook de groeiverwachting voor de Franse economie voor 2014, van 1,2 naar 0,9 procent. De groeiprognose van 0,1 procent voor dit jaar blijft wel overeind. [3] 
    • De komende jaren komen er in Enschede ruim tweeduizend banen bij. Het cijfer is een stuk gunstiger dan een eerdere prognose van een wat bleke groei met 159 banen tot en met 2018. Het verschil zit hem in een andere rekenmethode. Het CBS presenteert in zijn meest actuele groeiprognose het cijfer van meer dan tweeduizend, waarmee onze stad in 2018 op 83.880 banen uitkomt. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen