Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei dicht
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dichtgroeien

groei (...) dicht

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien
    • Ik groei dicht. 
  2. gebiedende wijs van dichtgroeien
    • Groei dicht! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien
    • Groei je dicht? 

Gangbaarheid