• griep·vi·rus
enkelvoud meervoud
naamwoord griepvirus griepvirussen
verkleinwoord

het griepviruso

  1. (virussen) Orthomyxoviridae   familie virussen die griep veroorzaken
     De griep kan zelfs heviger dan anders toeslaan doordat minder mensen er weerstand tegen hebben. Influenza was anderhalf jaar lang helemaal weg, zegt De Jong. "Dat is opmerkelijk, want sinds we weten van het bestaan van het griepvirus hebben we nog nooit een winter zonder griep meegemaakt. Doordat er dit jaar geen influenza was, heeft onze immuniteit geen boost gehad. Waarschijnlijk is daardoor een groter deel van de bevolking behoorlijk vatbaar."[1]
     Oktober en november zijn de maanden waarin ouderen en kwetsbaren een vaccinatie kunnen krijgen. Het gaat om mensen van 60 jaar en ouder en mensen die extra risico lopen om ernstig ziek te worden door het griepvirus, bijvoorbeeld omdat zij hartproblemen of een longziekte hebben.[2]
  1.   Weblink bron
    Eva Munnik
    “Griep heeft deze herfst wat in te halen en slaat misschien heviger toe dan normaal” (Zaterdag 18 september 2021, 08:07), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Aantal griepvaccinaties vorig jaar gestegen” (Maandag 4 oktober 2021, 07:02), NOS