• grens·vlak
enkelvoud meervoud
naamwoord grensvlak grensvlakken
verkleinwoord grensvlakje grensvlakjes

het grensvlako

  1. vlak (aan de rand) dat een grens aangeeft (een overgang tussen verschillende materiaalsoorten)
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]