Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grensstrook grensstroken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grensstrookv / m

  1. strook land in de buurt van een grens tussen twee landen
     Toch gaan er dagelijks zo'n 800 Venezolanen de grens over naar Pacaraima, Brazilië. Omdat de elektriciteit om de haverklap uitvalt (de stroom in de grensstrook komt uit Venezuela), blijft de grenspost van de Braziliaanse federale politie lang dicht. Urenlang staan hele families in de rij. Het is rond de 35 graden en de zon brandt fel.[1]
     President Trump heeft een onverwacht bezoek aan de gedemilitariseerde zone tussen Zuid- en Noord-Korea afgeblazen vanwege slecht weer. Trump en zijn gevolg waren op weg naar de zwaarbewaakte grensstrook, maar vanwege de mist keerde zijn helikopter terug naar Seoul. Toen na een uur geen opklaringen in zicht waren, werd de trip definitief geannuleerd.[2]
     In augustus laaide het geweld in de grensstrook ook al kort op, toen vluchtten 15.000 mensen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Marc Bessems
    “Honderden kilometers lopen om Venezolaanse crisis te ontvluchten” (Vrijdag 16 maart 2018, 21:10), NOS
  2.   Weblink bron “Mist spelbreker bij verrassingsbezoek Trump aan grens met Noord-Korea” (Woensdag 8 november 2017, 02:38), NOS
  3.   Weblink bron “Gevechten in Kashmir laaien op” (Dinsdag 7 oktober 2014, 07:52), NOS