Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·sta·ti·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grensstation grensstations
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het grensstationo

  1. (spoorwegen) laatste treinstation voor een grensovergang; eerste treinstation na ee grensovergang
     Een agent van de grenspolitie zei dat de mannen in het McAllen-grensstation hun tanden één keer per dag mogen poetsen en dat ze deodorant krijgen na het douchen, maar hij gaf ook toe dat veel van de mannen tien tot twintig dagen niet hadden gedoucht. Volgens hem heeft niemand er langer dan 32 dagen vastgezeten.[2]
     Het aantal vluchtelingen dat gebruik maakt van de 'fietsroute' via Rusland is sinds begin september fors toegenomen. Dagelijks passeren tientallen migranten de grens. Volgens de Noorse krant VG was afgelopen maandag een recorddag, toen 111 vluchtelingen zich lieten registreren bij het grensstation. Ter vergelijking: in heel 2014 kwamen vijf vluchtelingen via Storskog het land via Rusland binnen.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Vice-president Pence oog in oog met migranten in detentiecentrum” (Zaterdag 13 juli 2019, 11:02), NOS
  3.   Weblink bron “Vluchtelingen creëren fietsenoverschot in Noorse grensplaats” (Woensdag 14 oktober 2015, 14:11), NOS