grafstede
  • graf·ste·de
enkelvoud meervoud
naamwoord grafstede grafstedes
verkleinwoord

de grafstedev / m

  1. de laatste rustplaats voor een (rijke, belangrijke) overledene
     Als auteur van twee boeken over uitvaartplechtigheden van de Oranjes, Vorstelijk begraven en gedenken - Funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau (2003) en Langs vorstelijke grafsteden - De laatste rustplaatsen van het huis Oranje-Nassau (2008), meende hij zeker te weten dat prins Friso bijgezet zou worden in de Nieuwe Kerk in Delft.[2]
     De Thraciërs bevolkten in de antieke wereld grote gebieden op de Balkan. In Bulgarije zijn al veel sporen, waaronder goudschatten, aangetroffen. De nu ontdekte grafstede in het zuidoosten van het land stamt vermoedelijk uit de tijd van de Macedonische koning Alexander de Grote (356-323 voor Christus).[3]
58 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Begrafenis Friso 'breuk met traditie'” (13 aug. 2013), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Ontlede lijk Thracische prinses gevonden” (02 jul. 2016), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be