graffiti
- graf·fi·ti
- Leenwoord uit Engels graffiti (uit Italiaans mv graffiti) in de betekenis van ‘leuzen aangebracht op muren e.d.’ aangetroffen vanaf 1983 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graffiti | graffiti |
verkleinwoord |
de graffiti mv
- met viltstift of spuitbus aangebrachte figuren of teksten op muren enz.
- Onder Nederlandse jongeren is de pseudo-Engelse uitspraak [ˈɡɹɛfɪtɪ] courant geworden, vergelijk Engels (VK) [ɡɹəˈfiːti], (VS) [ɡɹəˈfiti].
de graffiti mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord graffito
- Het woord graffiti staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graffiti" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "graffiti" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be