graduaat
- gra·du·aat
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘Belgische academische graad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
- naamwoord van handeling met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graduaat | graduaten |
verkleinwoord |
het graduaat o
- HBO opleiding op niveau 5, bachelor graad HBO, hoger onderwijs van het korte type
- Voor Steven Van Overmeeren (35) is Colruyt Group als zijn tweede thuis, tijdens zijn jeugdjaren was hij er al actief als jobstudent in de verkoop. “Op mijn 18de kreeg ik een vaste job aangeboden bij Colruyt en combineerde dit met een studie graduaat boekhouding. [3]
- Ook Rob Dekeukeleire (28) koos voor een lokale werkgever - ICT-dienstverlener Conxion uit Deerlijk - om zijn carrière een nieuwe boost te geven. “Ik werkte op de IT-helpdesk bij een bank en tegelijkertijd behaalde ik mijn graduaat informatica/optie netwerkbeheer aan de avondschool. [4]
- Het woord graduaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graduaat" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "graduaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ graduaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ De Standaard 20/07/2017 door (bv) Interne mobiliteit maakt bedrijven en medewerkers sterker
- ↑ De Standaard 23/02/2017 om 07:17 door (bv) West-Vlaamse ICT-talenten opteren voor lokale bedrijven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be