gourmette
- gour·met·te
- gourmet met de uitgang -te
vervoeging van |
---|
gourmetten |
gourmette
- enkelvoud verleden tijd van gourmetten
- Ik gourmette.
- Jij gourmette.
- Hij, zij, het gourmette.
- Ik gourmette.
- Het woord gourmette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- gour·mette (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het begin van een regel wordt ontraden)[1]
- afgeleid van gourme "droes, een ziekte die in de mond van het paard zichtbaar wordt" met het achtervoegsel -ette
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
gourmette | la gourmette | gourmettes | les gourmettes |
gourmette v
- kettinkje dat het bit van een paard op zijn plaats houdt
- armband met vlakke schakels
- (spreektaal) handboei
- «A plat ventre, les flics lui ont passé les gourmettes.»
- Toen hij plat op zijn buik lag, hebben de smerissen hem de handboeien omgedaan. [2]
- «A plat ventre, les flics lui ont passé les gourmettes.»
- [2] schakelarmband