Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goud·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord goudzoeker goudzoekers
verkleinwoord goudzoekertje goudzoekertjes

Zelfstandig naamwoord

de goudzoekerm

  1. (beroep) iemand die op zoek is naar goud
  2. iemand die op zoek is naar een goede kans (bv om rijk mee te worden)
  3. (pejoratief) iemand die op zoek is naar een rijke huwelijkspartner

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be