Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gos·pel·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gospelachtig gospelachtiger gospelachtigst
verbogen gospelachtige gospelachtigere gospelachtigste
partitief gospelachtigs gospelachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

gospelachtig

  1. lijkend op of eigenschappen hebbend van gospel
    • Je kunt merken dat deze zangeres vroeger in een gospelkoor heeft gezongen, dat kun je zien aan haar blijde gezicht en horen aan haar gospelachtige uithalen. 

Gangbaarheid