gofferd
- gof·ferd
- uit het Noors [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gofferd | gofferds |
verkleinwoord |
de gofferd m
- groot, grof, lomp, dik persoon
- (informeel) gezicht, snufferd
- ▸ Ik ben er lang geleden mee opgehouden toen ze zo'n schaal voor je gofferd hielden. Ik wil best geven, maar daar kan ik niet tegen.[2]
- [1] lomperds
- Het woord 'gofferd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gofferd" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ gofferd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron JEROEN TROMMELEN; MIRJAM SCHOTTELNDREIER“EEN VRIENDJE AAN DE MUUR” (25 maart 1995), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be