goffer
  • gof·fer
enkelvoud meervoud
naamwoord goffer goffers
verkleinwoord

de gofferm

  1. fors gebouwd persoon
  2. (knaagdieren) Geomyidae   wangzakrat, zakrat
     Een grote blauwe reiger deed zich eind juni tegoed aan een goffer, ook wel wangzakrat genoemd.[3]
37 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[4]
  1. goffer op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Grote blauwe reiger verorbert wangzakrat (video)” (11-09-2014), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be