• goe·roe
  • Leenwoord uit het Hindi, in de betekenis van ‘leermeester’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord goeroe goeroes
verkleinwoord

de goeroem

  1. een spiritueel leider, vooral in oosterse (Indiase) godsdiensten en sektes
    • Het loopt parallel aan wat Staal schrijft over in Azië ontwikkelde technieken als yoga, meditatie en acupunctuur: de praktijk is vaak heel effectief, en daarvoor mag je best bij een goeroe in de leer. Maar je moet niet luisteren naar wat die goeroe zegt, vooral niet naar mystieke, diepzinnige interpretaties, want ‘ze zeggen maar wat’. [3]
  2. iemand die alles afweet van een bepaald onderwerp; een autoriteit
    • Een zekere Dr. Masahiro Mori van het Tokyo Institute of Technology heeft in de jaren tachtig een theorie over robots en hun gelijkenis tot de mens ontwikkeld, die ineens relevant blijkt te zijn voor de fantasy en de animatiefilm. Onder modelbouwers en animatiefilmers aan de westkust heeft Mori inmiddels een cultstatus gekregen. Ze beschouwen hem als een goeroe.’ [4]
    • De hulp kwam uit Amsterdam. Ingrid Hankes-Drielsma, verpleegkundige van het Amsterdamse VUmc, verzorgt de cursus. "Een goeroe op het gebied van premature baby's", aldus de Almelose verpleegkundigen.[5] 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[6]