Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·be·taald
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen goedbetaald
verbogen goedbetaalde
partitief goedbetaalds

Bijvoeglijk naamwoord

goedbetaald

  1. dat voor iets een goede (hoge) prijs (of loon) wordt gegeven
    • Hij had een goedbetaalde baan in het onderwijs. 

Gangbaarheid