Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • god·ver·de·te·ring
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

godverdetering

  1. (krachtterm) vloek, uiting van hevige woede of frustratie
    • Godverdetering! – schreeuwde Kolja wanhopig, terwijl Nikolaïtsj verstarde, zijn benen optrok en als een egel in elkaar kromp. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen