Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glui·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gluiper gluipers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gluiperm (scheldwoord) iemand die gluipt (slinkse streken uithaalt, vals is en/of huichelachtig kijkt)

Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be