[1] te waterlating d.m.v. balken die met een glijmiddel zijn voorzien
  • glij·mid·del
enkelvoud meervoud
naamwoord glijmiddel glijmiddelen
verkleinwoord

het glijmiddelo

  1. een middel dat de wrijving of de weestand verlaagt, smeermiddel, smeergeld
    • Behalve de Habibie-lobby beschikken de Duitsers over een tweede, ten minste zo effectief glijmiddel voor hun economische contacten met Indonesië, namelijk de uiterst soepele financieringsvoorwaarden. Duitsland is na Japan de grootste bilaterale donor van Indonesië en het leeuwedeel betreft financiële hulp. Het Nederlandse bedrijfsleven in Jakarta kijkt met onverholen naijver naar de ruimhartige ruggesteun die hun Duitse concurrenten krijgen uit Bonn. [2] 
  2. (seksualiteit) een middel om vagina of anus geschikt te maken voor seks
    • Actrice Maria Schneider wist niet dat er in 1971 bij de opnames van ‘Last Tango in Paris’ roomboter zou worden gebruikt als glijmiddel in een verkrachtingsscène. 45 jaar later spreekt Hollywood er schande van. Regisseurs gaan soms tot het uiterste op zoek naar ‘echte’ emoties. [3] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dirk Vlasblom 8 april 1995
  3. NRC Coen van Zwol 6 december 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be