• gles
  • oorspronkelijk gebruikt door de diamantbewerkers in Vlaanderen [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gles glessen
verkleinwoord glesje glesjes

de glesm (?)

  1. barst of onzuiverheid in een diamant
    • Wanneer een gles uit een steen valt noemt men het een gat. 
termen uit de edelsmeedkunst:
  1.   Weblink bron
    Jac. van Ginneken
    “Handboek der Nederlandsche taal, Deel II. De sociologische structuur onzer taal II.” (1914), L.C.G. Malmberg, Nijmegen, p. 294


enkelvoud meervoud
naamwoord gles glesse

gles

  1. gles