Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glas·ge·bla·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: glasblazen…
verbogen vorm: glasgeblazene

glasgeblazen

  1. voltooid deelwoord van glasblazen
stellend
onverbogen glasgeblazen
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

glasgeblazen

  1. vervaardigd van geblazen glas
    • Hij had een prachtig glasgeblazen olifantje op het kastje staan. 


Gangbaarheid