Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gi·ro·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord girodienst girodiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de girodienstm

  1. (economie) dienst waarmee men geld van de ene naar de andere bankrekening kan overmaken
     "Met de invoering van de acceptgiro kwam er een stuk gemak bij: de gegevens van de ontvanger waren al ingevuld. En het was een collectief betaalmiddel: je kon het ook gebruiken als je geen klant was van de postcheque en girodienst, die ook al acceptgiro's had", zegt Gijs Boudewijn, directeur van Betaalvereniging Nederland.[2]
     In de Postwet van 1850 werd bepaald dat elke gemeente een eigen postkantoor moest krijgen. Honderd jaar na de invoering van de wet waren er zo'n 2000 postkantoren in Nederland. Die fungeerden behalve voor post-, telegraaf- en telefoniezaken ook als publiekskantoor voor de Rijkspostspaarbank en de Postcheque- en girodienst. Die overheidstaken zijn inmiddels allemaal geprivatiseerd.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Eerst blauw, toen geel en nu niet meer: de acceptgiro verdwijnt” (Zaterdag 27 mei 2023, 11:31), NOS
  3.   Weblink bron “Laatste postkantoor gaat dicht” (Donderdag 27 oktober 2011, 11:35), NOS