gingen uiteen
- Geluid: gingen uiteen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɪŋə(n) œytˈen / (4 lettergrepen)
- gin·gen uit·een
vervoeging van |
---|
uiteengaan |
gingen (…) uiteen
- meervoud verleden tijd van uiteengaan
- Wij gingen uiteen.
- Jullie gingen uiteen.
- Zij gingen uiteen.
- Wij gingen uiteen.
- Het woord gingen uiteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.