• ge·zond·heids·winst
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidswinst gezondheidswinsten
verkleinwoord

de gezondheidswinstv

  1. verbetering van het lichamelijk en geestelijk welbevinden
     "Een belachelijk strikte grens", vindt farmaciehoogleraar Postma. "Daarmee laat Nederland gezondheidswinst liggen. Voor vaccins tegen ernstige ziektes, zoals meningokokken B, moet dat bedrag omhoog." Ook oud-Gezondheidsraadslid De Groot vindt een hoger bedrag maatschappelijk acceptabel en noodzakelijk. "Financiële overwegingen worden door de Gezondheidsraad, maar ook daarbuiten, kennelijk belangrijker gevonden dan de te bereiken gezondheidswinst voor kinderen en ouderen."[1]
     Hoewel Nederlanders door de bank genomen dus meer groente en fruit eten, houden veel mensen zich niet aan de richtlijnen voor goede voeding. "Er is een klein stapje in de goede richting gezet", zegt Van Rossum. "Het is iets beter geworden, maar er is nog wel gezondheidswinst te behalen."[2]


  1.   Weblink bron “Vaccinatie-experts: 'Nederland laat gezondheidswinst liggen'” (Maandag 21 januari 2019, 15:09), NOS
  2.   Weblink bron “Nederlanders eten iets gezonder, vooral minder vlees” (Dinsdag 20 november 2018, 15:35), NOS