Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidskaart gezondheidskaarten
verkleinwoord gezondheidskaartje gezondheidskaartjes

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidskaartv / m

  1. (medisch) (land)kaart waarop medische hulpverleners staan vermeld die in een bepaald gebied actief zijn
  2. (medisch) kaart waarop staat in welke omstandigheden een patiënt welke zorg wil ontvangen
     Op een zorgkaart geeft de patiënt aan wat voor zorg hij wil ontvangen wanneer bepaalde omstandigheden zich voordoen. Uit die omstandigheden kan worden afgeleid dat het minder goed gaat met de patiënt en dat hij zorg nodig heeft.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zorgkaart in de Wet verplichte ggz”