gezondheidscertificaat
- ge·zond·heids·cer·ti·fi·caat
- samenstelling van gezondheid en certificaat met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezondheidscertificaat | gezondheidscertificaten |
verkleinwoord | gezondheidscertificaatje | gezondheidscertificaatjes |
het gezondheidscertificaat o
- een document dat officieel de staat van goede gezondheid bevestigt
- Deze dieren komen zonder gezondheidscertificaat niet over de grens.
- Het woord gezondheidscertificaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.