gezondheidscertificaatje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·cer·ti·fi·caat·je

Zelfstandig naamwoord

het gezondheidscertificaatjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord gezondheidscertificaat