• ge·zins·va·der
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinsvader gezinsvaders
verkleinwoord

de gezinsvaderm

  1. mannelijk persoon die de vader is of de vaderrol heeft van de kinderen van een gezin
     Axel en zijn verhalen uit het heldenleven van een gezinsvader.[1]
     David woonde al ruim twintig jaar in Roquebillière, aan de Côte d'Azur. Het verlies van deze gezinsvader trof het gehele dorp. Een van zijn vrienden liet weten: ,,Iedereen is in shock sinds het drama. Het dorp staat op zijn kop omdat David een goede jongen was, een dienstbare man, die door iedereen werd gewaardeerd."[2]
  1. “Onder buren”, Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  2.   Weblink bron
    Karolien Koolhof
    “Dit zijn de slachtoffers van de aanslag in Nice” (10-01-2017), Tubantia