• ge·zins·si·tu·a·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinssituatie gezinssituaties
verkleinwoord

de gezinssituatiev

  1. de toestand van een gezin
     Volgens buurtbewoners zijn de ouders in gevecht om het gezag over het meisje. De politie wil niets zeggen over de gezinssituatie.[1]
     Over een instabiele gezinssituatie was niets bekend bij de gemeente Best, waar K. woonde. De man diende als militair in Bosnië, een periode waaraan hij een posttraumatische stoornis aan overhield. Maar ondanks zijn psychische gesteldheid was K. niet in beeld bij hulpinstanties.[2]


  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Buurtbewoner overmeesterde ontvoerder van peuter in Amsterdam” (Donderdag 29 september 2016, 21:49), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Vader wilde familiedrama, stak huis met dochters in brand'” (Dinsdag 25 oktober 2016, 08:40), NOS