Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zins·groot·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinsgrootte gezinsgrootten
gezinsgroottes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezinsgroottev

  1. het aantal mensen dat deel uitmaken van één gezin
     "We weten niet hoe de risicoselectie mensen eruit pikte als fraudeur. Ik wil dat alle systemen geschoond worden op discriminatie op afkomst, inkomen en gezinsgrootte", aldus Leijten.[1]
     Kort gezegd kunnen er drie antwoorden uit de test rollen: recht op bevriezing, recht op verlaging of nergens recht op. Huurders met een laag inkomen en een huur van meer dan 720,42 euro per maand kunnen een verlaging aanvragen. Huurders die recht hebben op huurtoeslag maar een huur betalen die hoger is dan de zogeheten aftoppingsgrens (afhankelijk van de gezinsgrootte 607 euro of 651 euro) kunnen een bevriezing aanvragen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Mogelijk veel meer 'zwarte lijsten' en dus meer compensatie bij Belastingdienst” (Maandag 1 februari 2021, 18:36), NOS
  2.   Weblink bron “Woonbond: 300.000 huurders te duur uit” (Maandag 25 maart 2019, 10:31), NOS