• ge·woon·te·ge·drag
enkelvoud meervoud
naamwoord gewoontegedrag
verkleinwoord

het gewoontegedrago

  1. het handelen dat men uit routine automatisch doet zonder er veel bij na te denken
     Of we de behoefte om te desinfecteren kunnen loslaten, is weer een ander verhaal. Het is inmiddels gewoontegedrag, en gewoontes zijn moeilijk af te leren, weet hoogleraar sociale psychologie Frenk van Harreveld van de Universiteit van Amsterdam.[1]
     RIVM-directeur Hans Brug zegt in het televisieprogramma Buitenhof dat we de gedragsregels vanwege het coronavirus in Nederland normaler moeten gaan vinden. Daarmee doelt hij op afstand houden, vaak de handen wassen en niezen in de elleboog. "Dat gaat nog lange tijd, en mogelijk zeer lange tijd duren. Het moet meer gewoontegedrag worden."[2]
     Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren in het verkeer veel met hun telefoon bezig zijn. Meer dan 70 procent van de jongeren tussen de 15 en 24 jaar appt en belt in het verkeer. Een verklaring is dat kinderen risico's minder goed kunnen inschatten en een sterker gewoontegedrag hebben. Daarom richt een van de spotjes zich ook specifiek op kinderen.[3]
  1.   Weblink bron
    Susan Sjouwerman
    “Waarom je een winkelwagentje niet hoeft te desinfecteren” (Woensdag 5 januari 2022, 11:52), NOS
  2.   Weblink bron “RIVM-directeur: 'We moeten leren leven met het virus'” (Zondag 17 mei 2020, 13:06), NOS
  3.   Weblink bron “Campagne gestart tegen appen in het verkeer” (Donderdag 13 september 2018, 08:20), NOS