gewaagdheid
- Geluid: gewaagdheid (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈwaxthɛit / (3 lettergrepen)
- ge·waagd·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gewaagdheid | gewaagdheden |
verkleinwoord | - | - |
de gewaagdheid v
- opzettelijke benadering van de grens wat nog aanvaardbaar wordt gevonden
- Natuurlijk zijn de bruggen van Calatrava vele malen eleganter en meer gedurfd dan onze Rotterdamse Zwaan. Maar stel je nou eens voor dat architect Van Berkel eenzelfde virtuositeit, ijlheid en subtiele gewaagdheid in zijn ontwerp had gelegd als zijn leermeester. Dan was die brug er toch nooit gekomen! [1]
- (kleding) mate waarin delen van het lichaam zo zichtbaar zijn dat het bij veel mensen erotische gevoelens oproept
- De gewaagdheid van zeer lage decolleté's had hij weggenomen door het toevoegen van tussenzetsels. [2]
- Het woord gewaagdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Doeksen, H.Erasmusbrug (24 oktober 1996) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-05-23
- ↑ "Nieuwe mode: Golvende lijn" in: IJmuider Courant jrg. 73 nr. 19 (1 augustus 1958); pagina 3 kol. 6; geraadpleegd 2019-05-23