• ge·vor·derd
vervoeging van: vorderen…
verbogen vorm: gevorderde

gevorderd

  1. voltooid deelwoord van vorderen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gevorderd gevorderder gevorderdst
verbogen gevorderde gevorderdere gevorderdste
partitief gevorderds gevorderders -

gevorderd

  1. niet meer een beginneling zijnde
    • De gevorderde leerling mocht voor het eerst optreden in de schouwburg. 
  2. niet meer aan het begin van iets zijn
    • Hij was al op gevorderde leeftijd toen bij piano begon te spelen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be