Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·va·ren·zo·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gevarenzone gevarenzones
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gevarenzonev / m

  1. zone waarbinnen een verhoogd risico bestaat

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen