Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·smeek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gesmeek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gesmeek o [1]

  1. het telkens, met veel beroep op het gevoel, vragen
    • Ook dat feestje werd echter meteen verpest door... de eigen fans. Scheidsrechter Gumienny riep de spelers naar binnen. Coach Jankovic greep naar de megafoon en probeerde de bezoekende supporters te sussen, net als kapitein Trebel. Hun gesmeek leek toch te helpen en na tien minuten kon de wedstrijd worden hervat.[2] 
    • Mijn zoontje is mogelijk nog erger. Hij weigert pertinent alle nieuwe kleding. Heb ik een nieuwe broek voor hem gekocht, dan moet ik die eerst 'proefdraaien'in het weekend, als ik hem er met veel gesmeek, gedreig en tenslotte omkoping toch in krijg.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 04/DECEMBER/2016 door vml
  3. Tubantia Hanina Ajarai 08-JUNI-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be