• ge·schre·ve·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord geschrevene
verkleinwoord

het geschreveneo

  1. dat wat men met letters op papier is gezet
    • Later nuanceerde hij zijn antwoord. 'Er is niets verzonnen, maar je moet het geschrevene in een context zien. Het is een verheerlijking van bepaalde idealen.' [1] 
    • Uit de vooraf verspreide speech mocht pas na 8 uur worden geciteerd, maar een medium brak het embargo. Of Wilders gaat afwijken van het geschrevene, moet nog blijken. [2]