geruchtloos
- Geluid: geruchtloos (hulp, bestand)
- ge·rucht·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geruchtloos | geruchtlozer | geruchtloost |
verbogen | geruchtloze | geruchtlozere | geruchtlooste |
partitief | geruchtloos | geruchtlozers | - |
geruchtloos
- zonder gerucht te maken
- De bekende artiest heeft geruchtloos een huwelijk gesloten met de bekende zangeres.
- Het woord 'geruchtloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.