Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·or·dend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geordend geordender geordendst
verbogen geordende geordendere geordendste
partitief geordends geordenders -

Bijvoeglijk naamwoord

geordend

  1. op een systematische volgorde gezet, netjes, systematisch
    • De nettte leerling maakte een alfabetisch geordende lijst van alle nieuwe woorden die hij moest leren. 

Werkwoord

vervoeging van: ordenen…
verbogen vorm: geordende

geordend

  1. voltooid deelwoord van ordenen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be